Lydia Schouten

Yes, There Will Be Singing In Dark Times

Met trots presenteert ROZENSTRAAT – a rose is a rose is a rose Yes, There Will Be Singing In Dark Times van Lydia Schouten, waarin ze na bijna 50 jaar kunstenaarschap terugblikt op de ontwikkeling van haar oeuvre. Vroege performances worden op experimentele wijze tot leven gebracht en we presenteren een nieuwe, door ROZENSTRAAT geproduceerde, video-installatie.

 

Lydia Schouten richt zich in deze tentoonstelling op de positie van zichzelf als vrouw én als kunstenaar. In de getoonde video’s en video-installaties zien we diverse personificaties van de kunstenaar. Haar lichaam zet ze in als een strijdbaar maar ook gevoelig en beschouwend subject, waarmee ze – soms met een knipoog – ongelijke genderrelaties hekelt en sociale normen onderuithaalt. Erkenning, contact, eenzaamheid, erotiek en reizen zijn leidende begrippen in Yes, There Will Be Singing In Dark Times.

 

De vroege performances van Schouten kwamen, mede ingegeven door haar persoonlijke situatie, voort uit een drang om mensen wakker te schudden, en hen te laten inzien wat er niet klopte aan de positie van vrouwen en aan de verwachtingen waaraan ze moesten voldoen. Veel kunst stond bovendien te ver af van haar eigen referentiekader, en daar wilde ze verandering in brengen.

 

In haar meest opzienbarende performance How does it feel to be a sexobject (1978) is Schouten vastgebonden aan elastische koorden en enkel in een nauw korset gehesen terwijl ze met een zweep inkt gevulde zwarte ballonnen kapot probeert te slaan. Haar hoofd is onherkenbaar gemaakt door een laag verband dat haar moest beschermen tegen de inkt, maar dat wellicht ook als een aanklacht gezien kan worden tegen de aan vrouwen opgelegde norm van een perfect gemaquilleerd gezicht. In de performance worden drift en furie afgewisseld met uitputting en moedeloosheid. Nadat haar taak is volbracht, en alle ballonnen stuk zijn, toont ze kort bijna triomfantelijk haar ware gezicht.

 

De performance I feel like boiled milk (1980) is poëtischer en erotischer van aard. Schouten lijkt hier meer naar binnen gekeerd te handelen. Door middel van een ogenschijnlijk ongebreidelde choreografie, vervaagt ze al rollend en draaiend, een met aarde op tarwebloem aangebrachte tekst binnen een ellipsvormige kader. De tekst zinspeelt op haar verlangen naar contact en op zelfbehoud. Probeert ze haar emoties en gevoelens te bedwingen, of laat ze ze juist de vrije loop?

 

In beide performances zet Schouten haar lichaam op een ambigue manier in. Ze presenteert zich zowel kwetsbaar als moedig. Ze provoceert, verleidt én boezemt angst in door haar resolute handelen. Ze heeft zichzelf onder controle maar overschrijdt ook (fysieke, mentale en sociale) grenzen – niet in de laatste plaats die van zichzelf. In haar performances lijken we getuige te zijn van hoe ze zichzelf bevrijdt van een haar benauwende positie. Tegelijkertijd verlangt ze meer dan een vrijblijvende reactie van haar publiek. “Ik wilde mensen raken. Ze een echte reactie ontlokken. Zij waren mijn getuigen”.

 

Decennia later doen Schouten’s performances nauwelijks gedateerd aan en hebben ze hun kracht en relevantie nog altijd behouden. In ROZENSTRAAT worden beide werken in een nieuwe vorm getoond en transformeren ze van performance naar installatie, waarbij we gebruik maken van registraties uit het verleden. Met deze experimentele, alternatieve uitvoering is een nieuw werk ontstaan.

 

Ook de installatie Please Touch (2024) combineert delen van bestaande kunstwerken. Het bestaat uit een pop die aanhoudend vraagt om aangeraakt te worden. In de erbij getoonde videoregistratie van de performance Smile (oorspronkelijk uit 1979) zien we hoe Schouten een verband om haar hoofd wikkelt totdat haar gezicht volledig is verhuld, afgeschermd van de buitenwereld. Lachen – iets wat haar moeder haar aanraadde om vooral veel te doen om aan de man te komen – gaat niet meer. Schouten’s ironische oplossing is een onbeholpen met lippenstift getekende glimlach boven op het gaas. Daarmee lijkt het werk te hinten op het verlangen naar contact enerzijds en het (al dan niet willen) inzetten van een clichématige vrouwelijke verschijningsvorm anderzijds.

 

Tot het begin van de jaren 80 bleven de performances van Schouten dicht bij haarzelf, maar in 1981, toen ze voor het eerst naar New York vertrok, was ze vastbesloten om een nieuwe artistieke koers in te slaan. “Ik werk beter als het contrast met Nederland groot is. Ik heb uitersten nodig”, vertelde ze over haar keuze om te vertrekken. Toch trok performatieve kunst haar daar ook. In New York begon ze met het maken van videokunst, wat haar een grotere vrijheid verschafte. Ze experimenteerde onbelemmerd met het medium, dat zich leende voor een ander ritme, geluid, tekst en verassende visuele effecten. Waar haar vroege performances in feite een zelfportret waren, verschoof de focus in haar videokunst naar (fictieve) personages die niet direct iets met Schouten persoonlijk te maken hadden.

 

Videokunst bood haar de mogelijkheid rollen te spelen, zoals in The Lone Ranger Lost in the Jungle of Erotic Desire (1981) waarin we Schouten pikante fantasieën zien uitspelen of in Romeo is Bleeding (1982) waarin de kunstenaar optreedt als een verleidelijke, stoere maar ook eenzame vrouwelijke avonturier. Ook hier vermijdt Schouten een eenduidige benadering. Latere video’s, zoals Split Seconds of Magnificence (1984) en Echoes of Death/Forever Young (1986) nemen de invloed van de media op het dagelijkse leven, en op het zelfbewustzijn en de positie van de vrouw als uitgangspunt. Schouten presenteert zich in deze werken als een uiterst begeerlijke femme fatale. Maar achter de dominante, zelfbewuste verschijning schuilt ook onzekerheid en, wederom, eenzaamheid. In het absurdistische Songs of Innocence (1997), waarvoor Schouten zelf de camera bediende, zien we opnieuw een krachtige vrouw die de regie in eigen hand neemt. Dit keer is ze alleen op reis in Frankrijk. Op zoek naar vriendschap, erotiek of seks? Iets melancholischer is From Lilac to Blue (1999), waarin we de kunstenaar volgen tijdens een reis door Amerika en ze op basis van gesproken en geschreven tekst haar leven overpeinst.

 

Ook Yes there will be singing in dark times (2024), Schouten’s meest recente werk, heeft een reflectief karakter. De video-installatie toont een deinend platform met daarop twee fictieve figuren en een representatie van de kunstenaar zelf, in een beeldtaal die al sinds begin jaren 80 kenmerkend is voor Schouten. Als piraten, zo stelt Schouten ze graag voor, reizen ze door het leven, ontmoeten ze gelijkgezinden en ontwikkelen ze zich, persoonlijk én als kunstenaar. In de bijbehorende video projectie zien we de kunstenaar brieven overschrijven tegen de achtergrond van zeegezichten. De tekst werd oorspronkelijk geschreven door een vrouw die in 1636 vanuit Amsterdam naar Nieuw Amsterdam vertrok. Op weg naar een nieuw bestaan.

 

 

Over de kunstenaar

Lydia Schouten (NL, 1948) studeerde aan de Vrije Academie in Den Haag en aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Ze begon haar carrière in de late jaren 70. Aangetrokken door het radicale en experimentele karakter van De Appel bezocht ze tijdens haar studie al geregeld Amsterdam, waar Wies Smals haar introduceerde in de performance kunst. Haar eerste performances waren te zien in het Stedelijk Museum Gouda, De Appel, Symposium d’Art Performance in Lyon, Galerie Felison in Velsen, Project Arts Centre in Dublin en in Neue Galerie in Aken. Haar werk is gepresenteerd in solo presentaties in onder meer Stedelijk Museum Gouda (1984), Museum Folkwang in Essen (1985), Gemeente Museum Arnhem (1988), Centre Pompidou in Parijs (1988 en 2002), P.S.I. Institute of Contemporary Art in New York (1989), Gemeente Museum Helmond (1990), Metropolitan Museum of Photography in Tokio (1991), Museum Ludwig in Keulen (1998) en Instituto Buena Bista, Curaçao (2010). Onlangs is haar werk te zien geweest in MAC – Museu de Arte Contemporanea da Universidade de São Paulo in Brazilië (2020), Lentos Kunstmuseum, Linz in Oostenrijk (2021), Museum Arnhem (2022), Les Rencontres de la Photographie d’Arles in Frankrijk (2022), Bonnefanten Museum in Maastricht (2023), De Cacao Fabriek in Helmond (2023), Stedelijk Museum Amsterdam (2024) en in de Vleeshal in Middelburg (2024).